Sign In

Remember Me

Oorsprong van de vereniging

Wat voorafging

DUSSEN OMSTREEKS 1927

Omstreeks 1927, het oprichtingsjaar van Dussense Boys, bestond Dussen uit een viertal aaneengeschakelde buurtschappen, gelegen  aan de boorden van het riviertje De Dusse en aan de Rommegatse -/Kornse Dijk. Meest oostelijk aan De Dusse, lag het buurtschap De Baan met tevens de Hillsche Kade en ter hoogte van het kasteel bevond zich het Binneneind, Sloteind en Hoek. In vroeger tijden vormden zij gezamelijk – met hun Voor- en Achterstraat langs het water – de kern van het ambacht Muilkerk.

Aan de Rommegatse-/Kornse Dijk waren de buurtschappen Dussen Sluis en Dussen Korn, ook wel aangeduid als het nieuwe Munsterkerk,  gelegen, welke van oost naar west door De Diebracht, Molenstraat (thans Molenkade) en de Voorste – en Achterste Hoek verbonden werden met De Baan en Dussen Binnen/Kasteel. Dussen Korn vond tevens aansluiting met Dussen Binnen/Kasteel of het vroegere ambacht Muilkerk via het Kornsepad, welke dwars door het Noordeveld voerde (thans Noordeveldseweg).

De Kornse Dijk – van Dussen naar Werkendam – werd in 1461 opgeworpen om een gedeelte van het bij de St. Elisabethsvloed van 1421 grotendeels verzwolgen ambacht Munsterkerk te beschermen tegen het buitenwater. De Kornse Dijk sloot aan op de noordelijke (Oude) Maasdijk of Zuiderbroeksedijk van Eethen-Meeuwen naar Dussen, in Dussen Rommegatsedijk genoemd, welke in 1927 nog niet afgegraven was.

Zuidelijk van de Rommegatsedijk, tegenover De Diebracht, waren de Jufvrouwe Weide en Meijerswerf gesitueerd. Ter hoogte van De Dijk (thans Dorpsstraat), vond men ’t Groot – en Klein Eiland, beiden doorsneden door paden welke vóór het graven van de Bergse Maas doodliepen op de Dussensche Gantel, of op de Scheisloot, de oorspronkelijke (Oude) Maasbedding en tevens gemeentegrens met Waspik.

Midden zeventiende eeuw (1682) was een gebied buitendijks de Kornse Dijk omdijkt: De Zuidhollandsche Polder. De Hoge Dijk (thans Oude Zeedijk) vormt nog een restant van deze ringdijk. Dwars door de Zuidhollandsche Polder werd voor de waterhuishouding de Kornse/Hankse Buitenkade aangelegd, en voor de ontsluiting de Nieuwe Steeg en Kalversteeg, die met elkaar verbonden werden middels de Cortveldsesteeg. Deze wegen vonden in 1811 en 1812 aansluiting op de, als onderdeel van de Grote Weg nr. 2, nieuw aangelegde weg “der eerste klasse”, de oude Napoleonweg van Breda naar Gorinchem, welke in noord-zuid richting de polder doorsneed.

De Oude Straat, eertijds Het Oude Straetken genoemd, lag al ver vóór de bedijking in deze polder en verschafte toegang tot de gorzen met prachtige namen zoals: De Hoecxkens, De Goey Poort, Het Staecxken, De Landen Zuyt Sijde van Straetgen, Den Kleijnen Peerenboom, Voochts ofte Fockxwerf, Den Grooten Peerenboom, De Verckensjacht, Grooten en  Kleynen Brasser, Raimdonckweer, Den Langenwerf met Den Aenwas die zich later zal ontwikkelen tot Capel- of Molenwerf en Wyfvliet, Den Rijetwerf ende Roode Camer, Staekenborgh, allen zuidelijk van de Oude Straat en De Laer (met het Laarhuisje), De Waerdekens, Den H.Geest tot Dordrecht, Slobben Burgh, Den Langen Camp, Baeijen Poel, Witers Koijen, Bregten, De Cornse Weeren, Neel van Dycx werf, Conyncx Corn ofte Boerenverdriet, Jan Reijeren-velt, Den Gysbert, Den Bleeck Waart, allen noordelijk van de Oude Straat.

Tussen de Oude Straat en de Nieuwe Steeg liep een verbindingsweg, de Kerksteegh. In de nabijheid hiervan lagen percelen met namen zoals Kerckhof en Kerckeland. Deze vermeldingen op oude kaarten hebben met elkaar gemeen dat ze verwijzen naar de vroegere aanwezigheid van een kerk daar ter plaatse. Tot aan de ruilverkaveling in de zestiger jaren van de vorige eeuw, lag tussen de Oude Straat en Kalversteeg, ongeveer 500 meter buitendijks aan het watertje Middeltje, een keurig afgebakend perceeltje met daarop het Laarhuisje, gebouwd in 1874 bij de aanleg van een algemene begraafplaats aldaar. Dit kerkhof in de polder werd echter nimmer als zodanig gebruikt, zodat het perceel na verloop van tijd de oorspronkelijke landbouwbestemming terugkreeg. Het Laarhuisje bleef echter staan. De aanleg van een kerkhof op die bewuste plek in de polder is vermoedelijk uit piëteitsoverwegingen omdat hier in de buurt vóór de St.Elisabethsvloed waarschijnlijk het kerkhof met de parochiekerk van Munsterkerk gelegen was.

Beschermd achter de Kornse – en Rommegatse Dijk lagen de polders Klein Zuideveld, westelijk van de Molenstraat (thans Molenkade) waar thans het centrum van Dussen zich bevindt, en Groot Zuideveld en Zuiderbroek, oostelijk van de Molenstraat. Deze polders waren destijds nog volledig onbebouwd. Het Klein Zuideveld was waarschijnlijk zelfs een ietwat “ruig” gebied omdat het in de volksmond ook wel werd aangeduid als De Rimboe. De polders werden van oost naar west doorsneden door het stroompje Het Middeltje. Hieraan stond de watermolen Het Zuideveld, welke de waterstand in de polders regelde. Ten noorden van De Dussen en het Kasteel lag de polder Het Noordeveld met de Kornse – of Vierbanse Boezem met z’n wipwatermolens welke zorgden voor de afwatering. Deze polder werd aan de noordzijde begrensd door de Dussensche Ka.

Vanaf De Sluis, parallel aan de Molenstraat (thans Molenkade), lag het Zandpad en richting de Bergsche Maas, langs de Dussensche Gantel, liep de Loswal. De Dussensche Gantel was zeer waarschijnlijk de oorspronkelijke Middelt van vóór de St. Elisabethsvloed, die later is samengevloeid met De Dusse waarvan de bedding zich ná de vloed meer in zuidelijke richting verlegd had.  Alleen de Dijk – toen Ouden Zeedijk geheten – kende een klinkerbestrating. De Korn en de Molenstraat waren geplaveid met het zogenaamde brik; een fietsband-onvriendelijke steenslagsoort. De overige straten zoals Kerkstraat, Binnen, Hoek en Diebracht waren veelal grindwegen.

Sinds 1921 beschikte men over electriciteit. Water putte men nog uit de pomp op ’t erf, uit De Dusse of de Vloeisloot welke ten zuiden parallel aan de Dijk (thans Dorpsstraat) stroomde. De auto begon na 1914 een minder bijzonder verschijnsel te worden, alhoewel in Dussen het bezit ervan nog beperkt bleef tot enkele notabelen zoals de dokter, de notaris, de pastoor e.d. Ook de stoomfiets (motorfiets) was slechts voor een enkeling weggelegd. Jan Modaal gebruikte de gewone fiets of stapte op de autobus waarvan een veelvoud van ondernemingen begin twintiger jaren het levenslicht zag.

Het gehele dorp Dussen had in 1930 in totaal omstreeks 1.500 inwoners, waarvan tweederde deel katholiek en eenderde protestants-christelijk was. In Dussen Binnen was de hervormde kerk en de openbare lagere school – met protestantse inslag – gevestigd. Hoofd der school was Petrus Adrianus Michael, geassisteerd door Juffrouw C. van de Pluijm, die bij het opheffen van de school in 1934 eervol ontslag werden verleend. De opheffing was het gevolg van de concurrentie door de school met de bijbel. In de Achterste Hoek (thans Muilkerk) stond de gereformeerde kerk met daarnaast een school – geopend op 30 maart 1906 – waar het christelijke deel van de bevolking van Dussen onderwijs genoot van hoofdonderwijzer Hendrik Boender.

Het centrum van Dussen was aan De Sluis waar de Rooms-katholieke kerk zich bevond. De meisjes van katholieke huize gingen, sinds de stichting van een aparte rooms-katholieke meisjesschool medio negentiende eeuw naast het klooster, bij de nonnen in ’t Rommegat naar school. De rooms-katholieke jongens naar de openbare school – met katholieke inslag – aan De Dijk zo’n beetje tussen de buurtschappen Sluis en Korn in. Begin twintiger jaren verrees echter een nieuwe jongensschool in de Dorpsstraat, meer in de nabijheid van De Sluis op de plek van de voormalige klompenmakerswerkplaats van Merkx. De openbare jongensschool met katholieke inslag werd gesloten; de meesters A.B. van Gool en H.A.S. Simonis verhuisden mee. Ook het hulppostkantoor – met telefoonkantoor – was aan de dijk gevestigd, halverwege De Krekeldraai en De Putten.

De hoofdzakelijk mannelijke beroepsbevolking was overwegend werkzaam in de agrarische- of aanverwante sector, zelfstandig of als arbeider. De vlasverwerkende industrie was toen al op zijn retour. Begin twintigste eeuw was dit nog een belangrijke industrie in Dussen. In 1907 waren er negen bedrijven met in totaal 39 arbeiders. Belangrijker voor de werkgelegenheid waren de klompenmakerijen die aan velen uit Dussen een bestaan verschaften. In 1909 was Dussen ’n klompenmakerscentrum in Brabant. In de zestien klompenmakerijen die Dussen rijk was, waren maar liefst 47 arbeiders actief. In 1913 richtte men aan De Dijk, naast de plaats waar later de nieuwe jongensschool werd gebouwd, nog een nieuwe klompenfabriek (Merxs) op. Verder waren er nog de sigarenmakers, die vooral op thuiswerk waren aangewezen sinds in 1888 de sigarenfabriek van Willem Hofmans aan de Dijk afbrandde en enige jaren later door eigenaar Anthonie Hofmans werd gesloopt.

Daarnaast was N.V. Papierfabriek Maasmond bij Keizersveer een belangrijk werkgever in de streek; in1939 waren er ruim 400 arbeiders te werk gesteld. Door bemiddeling van Harry van Daalen, leidinggevende bij de Maasmond en woonachtig aan de Korn, leverde Dussen ’n belangrijk contingent van deze werknemers, net als Hank en Raamsdonksveer.

In 1927 waren in Nederland de gevolgen van de economische crisis nog niet echt merkbaar. In de zomer van 1929 waren er bijvoorbeeld slechts achttienduizend werklozen. Pas in 1931 begon de werkloosheid sterk toe te nemen vooral ook omdat de Nederlandse regering fel gekant was tegen devaluatie van de gulden. De werkloosheid steeg in de jaren daarna onrustbarend tot drie- á vierhonderdduizend. Pas in 1939 trad enige verbetering op.

Dussen was in die tijd ook al rijk gezegend met een grote verscheidenheid aan middenstanders in de vorm van: bakkers, slagers, smederijen, schoen- en kleermakers, aannemers, kolen- en aardappelhandelaren en zelfs bierhandelaren, etc. Talrijk waren de café’s in het dorp met illustre namen zoals: Boerendans van Adriaan van den Broek tevens voorzien van één van de vier brievenbussen in Dussen, Harten Aas van Louwke Vermeulen, De Posthoorn van Lensvelt ook met brievenbus, Hotel van Beurden – waar de botermijn werd gehouden -, Hotel de Zwaan van Willem Heessels, De Koppelpaarden van Koos Leemans, Het bierhuis Den Blikken Emmer, Het Bruine Paard, De Halve Maen op de Baan van Jeanne de Wit, De Koperen Kan, Het Wapen van Noord Brabant in Dussen Binnen van Jan van Dijk (Jan van Sientje), Het Wapen van Dussen op de hoek van de Hoge Dijk van Jan van de Pluijm, alias Jan Boer, De Drie Pellikanen van Willemke Dekker (Willem van Neelen) aan de Straatweg, Het Haasje, De Gouden Klomp van Jacobus van Wijnen, De Roskam in de Kerkstraat en de herberg van Lammert de Rooij in Dussen Binnen bij korenmolen De Gunst. In veel gevallen werd het cafébedrijf uitgeoefend in samenhang met het boerenbedrijf. In deze café’s speelde zich het volksvermaak af. Er werd gebiljart en gekaart en gedronken natuurlijk, tijdens de kermis en niet te vergeten na afloop van de jaarlijkse Athoniusprocessie, waarbij het drankgebruik nog wel eens wilde ontaarden.

Vrije tijd was in het begin van de eeuw een voorrecht van de elite. De vrije zaterdagmiddag en de 48-urige werkweek was met de invoering van de Arbeidswet van 1919 dan wel een feit, maar de werkdagen waren nog lang. Omstreeks de dertiger jaren verwierf men het recht op een aantal vakantiedagen. De “vrije” zondag werd vooral beheerst door kerkgang. Het katholieke deel ging om zes uur ’s morgens ter communie en om acht uur naar de Vroegmis of om tien uur naar de Hoogmis. ’s Middags was er om twee uur Het Lof en om vijf uur afwisselend Heilige Familie (voor mannen en jongens) of Mariacongregatie (voor dames en meisjes). Voor het christelijk deel van de bevolking golden vergelijkbare frequenties voor kerkgang.

Het dagelijks bestuur van Dussen werd in die tijd uitgeoefend door burgemeester J.J.H. Snijders – welke tevens als gemeentesecretaris fungeerde – bijgestaan door twee wethouders: T.A. van der Pluijm en Jos van Steen en gemeenteontvanger J.H. Kamp. Dhr. J.R. Rietra oefende het notariaat uit in Dussen en E.J.M. Janssens de Horion was sinds 1912 pastoor van de Rooms-Katholieke parochie Onze Lieve Vrouwe Geboorte, geassisteert door kapelaan G.J.M. van Groeningen, terwijl J.J. Kuipers als predikant van de hervormde kerk en J.M. Spier als herder van de gereformeerde kerk fungeerde. De geneeskundige zorg was in handen van dokter De Boer, in de raadsvergadering van 19 april 1927 benoemd als opvolger van Dr. de Groot, en veldwachter Spiegels, later Keller, waakte over de veiligheid in Dussen.

Het verenigingsleven beperkte zich vooralsnog tot sociaal-religieuze instellingen zoals de St. Vincentiusvereniging, opgericht 1 januari 1863, welke zich bemoeide met de armenzorg, De rooms-katholieke mannenvereniging Ons Belang, opgericht op 9 januari 1906, een organisatie die de zedelijkheid, drankbestrijding, godsdienstige ontwikkeling en sociale aktie ter harte ging. Ook belangenverenigingen zoals de Dussensche Geitenfokvereniging en de rooms-katholieke werkliedenvereniging St. Wernerus waren actief. Op ontspanningsgebied kon men kiezen uit de kegelclub Utile Dulci, die reeds in 1906 een kegelbaan bezat achter in de tuin van café Kamp (thans Koppelpaarden), Fanfare Wilhelmina, opgericht in 1897, de biljartvereniging. Dansverenigingen en de rooms-katholieke toneelvereniging Ons Vermaak kwamen pas wat later van de grond, net als de beleggersverniging De Gelukzoekers in Hotel Heessels.

Meer over de geschiedenis van Dussen in te vinden op de website van het geslacht Lensvelt onder Streekhistorie

Oorsprong van de voetbalsport

Voetbal, of een vroege vorm ervan, werd al gespeeld toen de geschiedenis voor het eerst werd opgetekend, maar archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de beoefening van het spel nog veel verder terug gaat. Op oud-Egyptische voorwerpen zijn personen afgebeeld die tegen een bal schieten. Eenzelfde soort afbeelding was op een Griekse vaas geschilderd en in de Bijbel wordt enkele malen gerefereerd aan voetbal. De Mongolen keken de kunst van het spel af bij de Chinezen waar het voetbal Zu-Gu genoemd werd. De Chinezen introduceerde het bovendien in Japan die vooral het onderdeel “balletje hooghouden” cultiveerden. Ook de indianen in Noord-Amerika waren fanatieke beoefenaars en zelfs in een aantal Europese landen werd voetbal al heel vroeg gespeeld.

De oorsprong van de moderne voetbalsport ligt al voor 1850 in Engeland. In 1848 werden op initiatief van de studenten van de Universiteit van Cambridge de eerste spelregels vastgelegd van het voetbal zoals wij dat nu kennen. Op 26 oktober 1863 gevolgd door de start van het georganiseerde voetbal middels de oprichting van de Football Assocation (F.A.). In 1865 werd het voetbal in Nederland geïntroduceerd door Engelse immigranten. Op 21 mei 1905 werd de F.I.F.A. (Federation Internationale de Football Association) in het leven geroepen. Grondleggers waren de Nederlander C.A.W. Hirschmann en de Fransman Robert Guérin. De Engelsen zagen op dat moment nog niets in zo’n bond maar in 1906 traden ook zij alsnog toe tot de F.I.F.A.

Na 1880 verbreidde het voetbalspel zich over het vasteland van Europa. Haarlem was de eerste stad in Nederland, waar het voetbal wortel schoot. In 1879 werd daar de Haarlemse Football Club (H.F.C.) opgericht. Vanuit Haarlem sloeg het enthousiasme voor de voetbalsport over naar de Nederlandse steden en later het platteland. Sommige van de de oudste voetbalclubs van Nederland vonden hun oorsprong in cricketclubs.

De ontwikkeling van het voetbal in Brabant liep ruim tien jaar achter bij het westen van het land. In Brabant werd waarschijnlijk voor het eerst gevoetbald in 1890 in Den Bosch, waar het dan nog clandestien moest gebeuren omdat de jeugdige voetballers de toorn van hun ouders vreesden. Kadetten van de K.M.A. in Breda stichtten in 1895 Velocitas K.M.A. Van de nu nog bekende Brabantse verenigingen werden verder alleen Willem II (opgericht in 1896 als Tilburgia), Wilhelmina (1897) en Helmond (1899) gesticht vóór 1900.

Het voetbalspel werd aanvankelijk alleen gespeeld door de jeugd uit de betere milieu’s: HBS-ers, gymnasiasten, studenten en niet-studerende jongeren uit beter gesitueerde kringen. Voor hen was het voetbalspel meer een gezelligheidsspel dan een wedstrijdsport. Dat karakter varanderde pas na 1890.

mulierAfbeelding 1.00 Pim Mulier (1865-1954), die een belangrijke rol bij de verbreiding en vormgeving van de voetbalsport speelde. Op 14-jarige leeftijd stond hij aan de wieg van H.F.C. in Haarlem. Mulier, zoon van een grootgrondbezitter, was een sportman in hart en nieren, die de brenger en stuwer van verscheidene sporten van Engelse origine was. Hij introduceerde in Nederland, naast voetbal: hockey, bandy (ijshockey) en tennis.

In 1889 gaf Mulier de aanzet tot de oprichting van de Nederlandschen Voetbal- en Athletischen Bond (NVAB) met zeven clubs en ± 250 leden. Daarmee was de NVAB – ná Denemarken – meteen de op één na oudste bond op het Europese continent.  Op de tweede vergadering, op 8 december 1889 in café Central aan de Lange Poten in Den Haag, waarbij het Reglement werd vastgesteld, waren al negen clubs vertegenwoordigd: HFC, DFC, Concordia – Rotterdam, v.v. Rotterdam, Excelsior – Haarlem, HVV, Olympia – Rotterdam, RAP – Amsterdam, v.v. Amsterdam. Bovendien had Go Ahead Wageningen een adhesiebetuiging gestuurd. Het Rotterdamse Sparta dat één jaar daarvoor, in 1888, als cricketclub was opgericht was daar dus nog niet bij.  Op 8 mei 1893 werd koninklijke goedkeuring op de statuten verworven. Het blad Nederlandsche Sport, opgericht in 1882, fungeerde in die beginjaren als officieel orgaan van o.m. de NVAB. Lang is de atletiek niet bij de bond opgenomen geweest. Door een besluit van de algemene vergadering van 1895 maakte de atletiek niet langer deel uit van de bond, die men voortaan de Nederlandsche Voetbalbond (NVB) noemde.

De competitieindeling hield de gemoederen jarenlang bezig. Aanvankelijk was er alleen in het westen ’n eerste klasse. In 1897 werd in het oosten een eerste klasse ingesteld, in 1913 in het zuiden en in 1923 in het noorden. In 1923 kwam er in het westen een tweede eerste klasse bij en sindsdien heeft de kampioenscompetitie tot 1945 elk jaar uit vijf clubs bestaan. Dit waren allen zondagcompetities.

Pas zestien jaren ná de oprichting van de bond, op 30 april 1905, werd door ’n Nederlands Elftal de allereerste interland gespeeld; in Antwerpen tegen de Belgen (1 – 4 winst). Alle vier de doelpunten werden gemaakt door Eddy de Neve van KMA Velocitas Breda. Hij zou in zijn interlandcarriëre (drie interlands) in totaal zesmaal scoren.

Door de voorsprong vanwege de vroege oprichting van een nationale bond was het Nederlands elftal in de beginfase tamelijk succesvol. Zowel bij de Olympische Spelen van 1908 te Londen als bij die van 1912 te Stockholm was de eindstand van het voetbaltoernooi: 1. Engeland (amateurs), 2. Denemarken, 3. Nederland.

Na 1900 ontwikkelde het voetbal zich tot een echte sport. Voetbalwedstrijden trokken publiek, kranten gingen er over schrijven. Niet alleen de elite-jeugd voetbalde, ook andere jongeren, veelal gestimuleerd door liberale notabelen, leerkrachten of anderen, die in het voetbal een mogelijkheid zagen om ongewenste toestanden onder de jeugd uit de weg te ruimen. Maar er waren ook opvoeders, die het voetbalspel verfoeiden en verboden, omdat het te ruw zou zijn.

De democratisering van de sport had verschillende oorzaken. Ten eerste was er de invoering van de Arbeidswet in 1919, waardoor arbeiders meer tijd kregen voor ontspanning. Een tweede, misschien wel belangrijker oorzaak, was de ontsluiting van de traditionele samenleving door verbeterde communicatiemiddelen, toenemende mobiliteit en toename van de welvaart. Verspreiding van een burgelijke leefstijl werd hierdoor bevorderd, en daarmee ook de sportbeoefening. Tenslotte speelde de toegenomen deelname aan het voortgezet onderwijs een niet te onderschatten rol. Juist onder leerlingen van middelbare scholen bevonden zich immers de meeste sportbeoefenaren.

Langzamerhand werden steeds meer verenigingen en bonden opgericht. Tussen 1900 en 1910 nam het aantal leden van sportorganisaties in Nederland dan ook toe van circa 27.000 tot 57.000. De verenigingen die het grootst aantal leden hadden in 1910 waren de schaats- kaats- en voetbalverenigingen met respectievelijk 17.000, 10.000 en 7.500 leden.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), maar meer nog daarna, trok de elite-jeugd zich terug, waarna voetbal een populaire volkssport werd. In die oorlog kreeg de voetbalsport een geweldige stimulans omdat de legerleiding in het spel een goede oplossing zag de verveling onder de soldaten te verdrijven. Uit dienst teruggekeerde soldaten maakten het voetbal na 1918 bekend op het platteland. De NVB stimuleerde het voetballen onder de militairen door voetballen en andere voetbalmaterialen te leveren. Veel militairen raakten zo bekend met het spel en gingen er vaak mee verder na de mobilisatietijd. In sommige garnizoensplaatsen werd er soms met en tegen de burgerbevolking gevoetbald. Deze contacten zorgden ervoor dat de voetbalsport onder bredere lagen van de bevolking werd verspreid. Men zag dan ook na 1918 een toename van voetbalverenigingen die opgericht werden door oud-militairen en de lagere klassen. De mobilisatie zorgde dus indirect voor een grotere verspreiding van de voetbalsport in Nederland.

Een nieuwe stimulans kreeg de sport in 1919, toen de achtenhalfurige werkdag werd ingevoerd. In 1914 telde de N.V.B. 10.000 leden. In 1924 waren er dat 28.000. Bij het veertigjarig jubileum in 1929 verleende de Koningin de NVB het eervolle predikaat “Koninklijke”. De Bond had toen inmiddels 36.542 leden die uitkwamen voor 379 clubs.

De voetbalcompetities werden in de beginfase toch vooral gedomineerd door clubs uit Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. Echter, al vóór de periode van de grote groei, slaagden de provinciale afdelingen er in deze westelijke hegemonie te doorbreken. Willem II uit Tilburg was in 1916 de eerste niet-westelijke club die Nederlands kampioen werd, een jaar later gevolgd door Go Ahead uit Deventer.

Door het toenemend aantal voetballers na 1900 werden de kerken, de katholieke kerk voorop, zich er van bewust dat er voor hen een taak lag. Omstreeks 1900 werden de eerste katholieke voetbalclubs opgericht, die overigens zonder problemen werden opgenomen in de neutrale N.V.B. Pas ná 1915 werden in de bisdommen in snel tempo diocesane – en katholieke voetbalbonden opgericht welke zich verenigden in de R.K.F. (Rooms Katholieke Federatie). In het seizoen 1924-25 bestond de Federatie uit: R.K. Limburgse Voetbalbond, R.K.V.B. Aartsbisdom Utrecht, Diocesane Haarlemsche Voetbalbond en R.K.V.B. Bisdom Den Bosch. Later zou ook de R.K.V.B. Breda opgericht worden. Maar ook nadat de katholieke voetballers zich georganiseerd hadden, bleef er van sommige kanten nog principieel verzet tegen leven. Dat richtte zich m.n. tegen het competitiesysteem. Aanvankelijk bestond er een goede samenwerking tussen de N.V.B, en de Bonden, aangesloten bij de R.K.F., tot er in 1925 een breuk ontstond.

De oprichting van de rooms-katholieke bonden leidde er toe dat in Brabant de voetbalsport zich snel verbreidde. De geestelijkheid zag uiteindelijk in de voetbalsport een gezonde vorm van ontspanning, die de jeugd van het verkeerde pad afhield. Het leek wel of er in iedere Brabantse parochie een katholieke voetbalclub bestond. Het waren overigens niet alleen de katholieken, die hun eigen bond en clubs hadden. De protestants-christelijken verenigden zich in 1929 in de C.N.V.B., de Christelijke Nederlandse Voetbal Bond, en de socialisten vanaf 1926 in de N.A.S.B., de Nederlandsche Arbeiders Sport Bond, waarmee de verzuiling compleet was. Pas in 1940 kwam daaraan een einde. Vanaf die tijd bestond alleen nog de N.V.B., na de oorlog weer K.N.V.B.

Dichter bij huis

Sinds jaar en dag werd er ook in het Land van Heusden en Altena gevoetbald. Reeds in januari 1906 werd in Heusden een voetbalclub opgericht “waartoe reeds dadelijk twaalf leden toetraden”, genaamd Heusdensche Footballclub Quick, die hun eerste wedstrijd speelden tegen het eveneens in 1906 opgerichte Waalwijk Vooruit. Ook in Dussen was men er vroeg bij want Het Nieuwsblad nr. 2956 van Zaterdag 25 juni 1910 schreef: “Dussen: Alhier is opgericht een voetbalclub genaamd Hercules.” Ze speelden hun eerste vriendschappelijke wedstrijd in Hank tegen het even daarvoor opgerichte Prinses Juliana maar trokken met 8-2 aan het kortste eind. In Heusden waren in 1919 al drie voetbalverenigingen: Juliana, Excelsior en Heusdensche Voetbal Vereeniging. Ook in Andel was al vroeg ’n voetbalclub, reeds in de tijd van de minder strikte zondagsheiliging, men voetbalde toen nog op zondag: “Andel, 10 Sept. 1919. – Zondag l.l. speelde de voetbalclub “Sparta” alhier een vriendschappelijke match tegen D.O.S. uit Woudrichem. Stand acht-nul in het voordeel van Sparta.” “Oktober 1919 – Te Aalburg krijgt de sportvereniging D.V.O een sporterrein op de Ebbe”.

Ondanks de zondagse wedstrijden in de beginjaren, troffen de clubs in het Land van Heusden en Altena elkaar in de jaren dertig vooral op zaterdagen in de zomer; uitzondering hierop vormden de voetbalclubs in Dussen en Hank. Wel is bekend dat bijvoorbeeld bij de Werkendamse Voetbalvereniging diverse malen stemmen zijn opgaan om op zondag te gaan voetballen, maar de vijfde colonne bleek in die gevallen toch de wens van de meeste leden te overheersen.

Hoe het v.v. Hercules in Dussen ná 1910 is vergaan, is jammer genoeg niet bekend, noch welke voetbalpioniers uit Dussen hierbij betrokken waren. Waarschijnlijk is dat Hercules niet in competitie gespeeld heeft maar zich beperkt heeft tot vriendschappelijke partijen en mogelijk ook seriewedstrijden. Uit de berichtgeving in de Echo van het Zuiden is bekend dat clubs uit de directe omgeving zoals uit Hank en Waspik als tegenstander fungeerde. Een lang leven lijkt de club echter niet beschoren geweest te zijn.

In 1924 werd opnieuw een poging ondernomen. Het Nieuwsblad nr. 4428 van vrijdag 29 augustus van dat jaar berichtte: “Ook hier schijnt de sport zijn intrede te hebben gedaan, doch wordt door velen geen hartelijk welkom toegeroepen. Men heeft een voetbalclub opgericht, die werd gedoopt “Nergens Welkom”. Diegene die lust hebben tot de vereniging toe te treden, kunnen zich aanmelden bij G. van Wijngaarden.” Ook van deze club werd verder niets meer vernomen, wat gezien de clubnaam niet zo verwonderlijk lijkt.

En ook in 1925 werd er in Dussen gevoetbald. Hoewel er nog geen officiële club bestond werd in augustus van dat jaar door een elftal uit Dussen deelgenomen aan seriewedstrijden bij RKSV Excelsior om de Leonie-beker. De Dussense-elf speelden er tegen DHL maar verloren met 1-4. Andere deelnemende ploegen waren: GDA, Excelsior, Spartaan, VGM, Adelaars en RTA. Maar dan, in ’t voorjaar van 1927, trof Gerrit van de Pluijm bij Tom van Rooij, de sigarenwinkelier aan de Putten, in ’n pakje sigaretten een bon aan, recht gevende op ’n echte leren voetbal. Dat was blijkbaar het startsein voor de oprichting van een echte voetbalclub. Er bestaat echter ook een versie dat de eerste bal verworven zou zijn op gespaarde punten van kwattarepen van meerdere jongens. Dat zal dan waarschijnlijk gebeurd zijn door het sparen van de wikkels van de repen van Francken’s Voetbalchocolade. Wanneer men duizend! wikkels van deze zeveneneenhalvecent kostende reep bijeen gespaard had, leverde dat volgens de advertentie een “prima voetbal” op (Bron: NRC van 2 mei 1911).

pluijmAfbeelding 1.01 Gerrit van der Pluijm, een van de pioniers van Dussense Boys. Foto Dussense Boys.

De Putten was destijds de verzamelplaats van de werknemers die bij papierfabriek De Maasmond werkten en werd in die jaren gevormd door de panden van genoemde Van Rooij, ’t café De Posthoorn van Jan Lensvelt (later in de volksmond café de Zeeman genoemd) en het huis van Jantje van Engelen. De naam De Putten is ontleend aan de nabij gelegen waterplassen (wielen), ontstaan ten gevolge van een dijkdoorbraak. Ook de (later) verbouwde boerderij van Adriaan Bullens is hierna vernoemd. Men vertrok dan vandaar, te voet of per fiets, over de Hoge Dijk (thans Oude Zeedijk genaamd), welke toentertijd doorliep tot aan Hank om aldaar aan te sluiten op de Buitendijk, naar “het werk”, de papierfabriek te Keizersveer.

maasmondAfbeelding 1.02a N.V. Papierfabriek De Maasmond bij Keizersveer (later Hollandia Keizersveers). Foto Nieuwsblad.

De papierfabriek aan de Bergse Maas bij Keizersveer dateert van 1873 en verschafte in 1904 aan 104 personen werk. De Engelse onderneming werd in 1908 in een Nederlandse omgezet onder de naam van N.V. Papierfabriek De Maasmond om in 1909 fors te worden uitgebreid. Er werden enkele grote gebouwen naast de oude fabriek gezet waarin een grote “machine tot vervaardiging van papier” werd geplaatst. Tot het einde van de Eerste Wereldoorlog was ene heer Reed direkteur van het bedrijf. Ondanks de economische crisis in de dertiger jaren bleef men doorproduceren. In 1939 waren ruim 400 arbeiders in de fabriek te werk gesteld. De latere -, technische directeur Braun was volgens overlevering een autoritaire baas. De werkomstandigheden waren bovendien niet best in het bedrijf, er werd daarom nogal eens gestaakt. In mei 1914 legden werklieden op zondagmorgen het werk stil om hun eis tot meer loon voor zondagsarbeid kracht bij te zetten. Het waren de ketelschoonmakers, die zeer vuil werk verrichtten. Ook ernstige ongelukken vonden plaats. Op 28 april 1944 kwam Cornelis Schelle uit Dussen (vader van André Schelle) om; hij liet een vrouw met zes kinderen achter.Meer over de geschiedenis van de papierfabriek is te vinden op de website van het geslacht Lensvelt onder Streekhistorie

In 1927 was Jan Lensvelt, tevens klompenmaker van beroep, de uitbater van De Posthoorn. Volgens geschiedschrijver Gerritje Lensvelt dankte de Posthoorn zijn naam aan de postkar die vanuit Dordrecht hier stopte om de post te bezorgen en de paarden te verversen. De koetsier nuttigde dan zijn maal in de gelagkamer. Op de kaart van Kuyper uit 1863 staat aangegeven dat ter hoogte van De Posthoorn een van de tien! tolplaatsen was die de grintweg van Heusden naar Werkendam in de negentiende eeuw nog kende. Omstreeks 1832 was het – naar verluidt uit 1770 daterende pand – in bezit van een zekere Heimen Toethuijs. Het had in de kadastrale registers uit die tijd nog niet het kenmerk van herberg. Jan Lensvelt had  het etablissement overgenomen van zijn vader Adriaan die het beroep van tapper combineerde met dat van karreman. Later ging het café over in handen van Jan’s dochter Janske, die getrouwd was met Han Wijnands, bijgenaamd de Zeeman, vanwege zijn sterke verhalen. Tot groot verdriet van de talrijke stamgasten moest Janske in 1970 noodgedwongen het pand ontruimen omdat de provincie besloten had tot sloop.

posthoornAfbeelding 1.02b Café de Posthoorn aan de Putten. Foto Gerrit Lensvelt.

Waarschijnlijk gestimuleerd door de successen van de Brabantse voetbalclub N.A.C. uit Breda, die met Rat Verlegh in de gelederen op 19 juni 1927 de tweede plaats behaalde in de landelijke kampioenscompetitie, ná kampioen Heracles maar vóór Ajax, Feijenoord en Velocitas, begon ook bij Dussense voetballiefhebbers het bloed te kriebelen. De gelukkige winnaar van de lederen bal besloot met zijn vriend Koos Leenhouts, wat andere vrienden en kennissen te verzamelen om wat meer regulier ’n wedstrijdje te spelen. Dit lukte, en men trok naar de Kanaaldijk, dit is de waterkerende dijk langs de Bergse- of Verlegde Maas, om boven op deze dijk hun onderlinge – en vriendschappelijke wedstrijden af te werken. Zo is bijvoorbeeld bekend dat men vriendenwedstrijden speelde tegen onder meer D.V.O. uit Werkendam. Het is zeker dat er op dat moment (1927) in Dussen in ieder geval geen voetbal in georganiseerd verband meer bestond. Natuurlijk trapte men wel eens tegen ’n bal, aan de Sluis op ’t plein tussen de rooms-katholieke kerk en Hotel De Zwaan (Heessels), maar ’n echte club was er niet.

In een van zijn fotoboekjes, Van Barbier tot Kapsalon – 1987, schreef Jan van Dortmont dat bij het voetballen aan de Sluis, de bal regelmatig over de tuinmuur van Heessels belandde. Deze had de gewoonte om de gevonden ballen enige weken bij zich te houden, om ná enkele weken, in één keer, alle ballen terug over de muur te gooien. Het was dan altijd een heel gevecht om de “eigen” bal.

Al spoedig kwam er meer belangstelling, maar helaas, al snel vaardigde de eigenaar van het weiland het verbod uit om nog langer op zijn weide te voetballen. Er moest nu wel iets gedaan worden en men besloot tot de oprichting van een vaste vereniging.

Dat initiatief was op zichzelf niet zo uniek, want in die jaren rezen de voetbalclubs als het ware als paddenstoelen uit grond, terwijl ze evenzo gemakkelijk weer ter ziele gingen. Vooral in de mobilisatietijd, 1914-1918, werd het voetbal populair gemaakt. Zo trapte in Werkendam gedetacheerde militairen veelvuldig tegen een balletje, maar duurde het nog tot 1924 eer in Werkendam een club werd opgericht. Maar toen waren het er wel gelijk twee: W.V.V. en D.V.O., in 1926 gevolgd door SOW en Excelsior. In 1932 kwam daar SVW bij die hun terrein aan de Kozakkenstoep hadden en die in 1936 hun naam veranderde in Kozakken Boys. In het voor Dussen naburige Meeuwen bestond al een club in 1920, MVV genaamd, maar of deze in 1927 ook nog actief was is niet bekend. In 1926 ging de Aalburgse vereniging D.V.O. op in de nieuwe club Wilhelmina, hetzelfde jaar dat ook Vlijmense Boys werd opgericht. In 1931 had Sleeuwijk de voetbalclub S.F.C.

Aan de overkant van de Maas, in Waalwijk, werd al langer gevoetbald. Reeds in 1902 was er v.v. Prins Hendrik actief, welke weldra navolging genoot van: Wilhelmina in 190?, Waalwijk Vooruit – dat in 1921 opging in WSC – en Vlugheid Wint, beiden in 1906. De “neutrale” voetbalclub RWB in Besooyen zag in 1908 het levenslicht en in Baardwijk ging in 1909 Juliana van start dat vanaf 1919 als v.v. Baardwijk verder ging. VIOS werd in 1908 opgericht, Excelsior in 1909 en Leonidas in 1910. De verscheidenheid van verenigingen noopte blijkbaar tot fusie want in 1908 gingen Prins Hendrik en Wilhelmina samen tot Velocitas. Een succes was dat blijkbaar niet, omdat Wilhelmina in 1909 opnieuw werd opgericht. In 1921 fuseerden Hercules en Excelsior tot HEC.

NEO in Sprang werd in 1925 opgericht vanuit de reeds bestaande korfbalclub met die naam en verder waren omstreeks die tijd in Sprang en Vrijhoeven in de omgeving van de Sprangsepad en ’t Bruggetje S.D.O. en Sparta actief. Hercules uit Waspik (van de Smits’n en Kamp’n) , dat in 1946 door promotie naar de I.V.C.B. z’n naam wijzigde in Waspik, zag het levenslicht in 1929. In Waspik was ook nog een vereniging met de naam Brabantia actief. Brabantia was de voorloper van Waspikse Sport Club (WSC) dat fuseerde met Hercules, het latere Waspik. Zowel Brabantia als WSC waren clubs uit Waspik Boven en daarmee voorlopers van The White Boys. In 1930 werd in Heusden voor de vijfde keer een (protestantse) voetbalclub opgericht v.v. LONGA, met o.m. de fameuse gebroeders Sluijmers, welke met de andere heusdense voetbalclubs Juliana, PSV en HVV op de velden links van de Maasdijk speelden, tussen het joodse kerkhof en de Heusdense brug. Herpt kende in 1932 Excelsior dat later verder ging onder de naam Brabantia. Al deze oprichtingsjaren verbleken echter bij het oprichtingsjaar 1898 van v.v. Unitas uit Gorinchem.

Het voetbal was zo populair omdat het een van de weinige liefhebberijen was die voor de gewone man bereikbaar was. De paar stuivers voor het voetbal konden er nog net van af, andere liefhebberijen waren in het algemeen te duur. Denk niet dat iedereen over echte voetbalschoenen beschikte, dat was alleen voor welgestelden weggelegd. Men speelde op gewone schoenen, desnoods op klompen.

Voorts lag een belangrijke reden voor de popularisering in de mogelijkheid die de voetbalclubs gaven om in de moderniserende wereld een eigen, plaats- of wijkgebonden identiteit op te bouwen en zich te onderscheiden. In die identiteit vonden volwassenen en jeugd elkaar. Voetbal was dus bovendien niet duur en door de wedstrijden kwam je nog eens ergens. De verenigingen waren zowel een uitlaatklep als een middel om al te grote eigenzinnigheid in te kapselen. Ze verenigden expressie en plezier met beheersing.

kleenhoutsAfbeelding 1.04 Koos Leenhouts (geboren 17-01-1900), medeoprichter van Dussense Boys. Foto Niek Leenhouts. Koos werd in de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd naar Duitsland om aldaar te werk gesteld te worden. Hij werd slachtoffer van de oorlogshandelingen en werd begraven in Bremen.

In het zelfde jaar als Dussense Boys, werden ook Be Ready in Hank en Veerse Boys in Raamsdonksveer opgericht. Deze nagenoeg gelijktijdige oprichtingsdatum valt waarschijnlijk terug te voeren op het feit dat veel werknemers van papierfabriek De Maasmond (gevestigd waar later Hollandia Keizersveer kwam) uit zowel Dussen, Hank als Raamsdonksveer kwamen.

Omstreeks het oprichtingsjaar van Dussense Boys en Be Ready bestond er nog een derde voetbalclub in de gemeente Dussen. Dit was Roda Boys welke aan de Peerenboom speelde. De vereniging heeft echter nimmer officiële wedstrijden voor een bond gespeeld, maar was actief in een wilde competitie, iets wat toen wel meer gebeurde. De club heeft slechts een paar jaar bestaan. Wat er met de spelers is gebeurd, is niet geheel duidelijk, maar zij zullen waarschijnlijk lid geworden zijn van Be Ready of Dussense Boys.

In die tijd kende Geertuidenberg twee clubs Olympia en Good Luck terwijl in Raamsdonksveer in 1925 een club was opgericht genaamd D.O.V. (Door Onderlinge Vriendschap) welke echter niet in competitieverband uitkwam. D.O.V. ging al snel ter ziele en daarvoor in de plaats kwam Veerse Boys welke bij z’n oprichting in eerste instantie de naam S.N.A. (Sport Na Arbeid) droeg en waarvan het voetbalveld gelegen was nabij Keizersveer in De Werfkampen. In december 1927 moest van bondswege de naam S.N.A. gewijzigd worden omdat er al een andere vereniging bestond met de zelfde naam. In 1930 waren in Raamsdonksveer ook De Zilvermeeuwen en De Zwaluwen actief. Beide clubs kenden vermoedelijk een protestante achtergrond want ze speelden hun wedstrijden op zaterdag. Het zaterdagvoetbal in Raamsdonksveer zou na de Tweede Wereldoorlog opnieuw gestalte krijgen toen in 1946 vanuit de christelijke lagere school te Raamsdonk, Good Luck werd opgericht. In Raamsdonk werd op zondag gevoetbald door het Wapen van Raamsdonk, welke club eind dertiger jaren ter ziele ging, waarna in 1940 Victoria werd opgericht. Andere Brabantse clubs van hetzelfde oprichtingsjaar waren onder andere: Baronie, Nieuwkuijk, Schijndel, Uno Animo en WVO.


De Oprichting (1927)

De officiële oprichting vond plaats op 27 juni 1927 in café de Koppelpaarden, beheerd door Koos en Cato Leemans-van Balkom. Rondom de initiatiefnemers, Gerrit van de Pluijm en Koos Leenhouts, schaarden zich ’n twintigtal voetballiefhebbers en de geboorte van de voetbalclub was ’n feit.

De vereniging kreeg de naam R.K.V.V. Dussensche Boys, en de clubkleuren werden: rood-wit gestreepte trui met zwarte broek. Het eerste bestuur kwam er als volgt uit te zien: Voorzitter – Bart Verbunt, secretaris-penningmeester – Sjaan van Biesen Thzn, en bestuursleden – Leen Stupers, Bertus Schalken Pzn, Wim Leenhouts, Gerrit van de Pluijm en Cato Leemans (de eigenlijke penningmeester).

Het feit dat de naam R.V.V.V. Dussensche Boys werd aangenomen betekende dat de statuten in ieder geval goedgekeurd waren door de rooms-katholieke geestelijkheid. Bovendien mocht dat predikaat slechts dan gevoerd worden wanneer een geestelijk adviseur aan de vereniging verbonden was. Bovendien moest men in de katholieke bond spelen.

Toch bestaat de indruk dat pastoor Janssen de Horion van Dussen niet stond te juichen bij de zondagse voetbalactiviteiten van z’n parochianen. Hij behoorde waarschijnlijk tot de groep van geestelijken waarbij het verzet tegen het in competitieverband beoefenen van de sport – het zou ruw spel in de hand werken – nog lang bleef beklijven. Zo zijn in het archief van het bisdom bijvoorbeeld geen statuten van de club teruggevonden kunnen worden, waar dat voor Be Ready uit Hank wel het geval bleek. Wellicht dat men op wat meer steun kon rekenen van kapelaan Van Groeningen. Echter, het oprichten van een onafhankelijke – of neutrale club mocht in die tijd nog gerust als ondenkbaar worden beschouwd.

De katholieke bond waarin Dussen ging spelen was die van het Bisdom Den Bosch, aangesloten bij de R.K.F. De klasseindeling van Bisdom Den Bosch bestond uit: 1e Klas, Overgangsklas A t/m E, 2e Klas A t/m H, 3e Klas A t/m C en de afdelingen Tilburg, Den Bosch, Nijmegen, Maasbuurt en Helmond. R.K.V.V. Dussensche Boys zal gespeeld hebben in de afdeling van de R.K.V.B.B. wat staat voor Rooms-Katholieke Voetbalbond Bisdom Den Bosch. Een van de bepalingen van de R.K.F.-bonden, verbood het de aangesloten clubs op de tweede zondag van de maand te voetballen, terwijl er absoluut geen wedstrijden mochten worden gespeeld tegen clubs die niet bij de R.K.F. waren aangesloten.

De voetballende leden die toetraden tot de kersverse voetbalclub waren: Anton van de Pluijm, Kees van de Pluijm, Wim van de Pluijm (Krekeldraai), Gerrit van de Pluijm, Dorus Leenhouts, Gert van Biezen Thzn, Wim Leenhouts, Piet Schalken Bzn, Piet Hakkel, Adriaan Ribbers, Frans Leeggangers, Bertus Schalken Pzn, Janus Vingerhoets, Janus Janson (monteur Nabo), Sjaan van Biesen Thzn, Johan van Boxtel, Wim van Deursen. Tesamen met de niet voetballende leden van het bestuur, waren dit de leden van het eerste uur van de vereniging Dussense Boys. De verbondenheid met de papierfabriek werd nog maar eens geaccentueerd door het feit dat ruim tweederde deel van deze leden werkzaam was bij De Maasmond.

bverbuntAfbeelding 1.05 Bart Verbunt de eerste voorzitter van Dussense Boys.

Het ledenbestand van Dussense Boys kenmerkte zich in de beginjaren eveneens door de sterke familiale binding. De  gebroeders Van de Pluijm (4), Leenhouts (3) – wiens vader, Willem Leenhouts met het graven van de Bergsche Maas uit Hoofdplaat, Zeeland naar Dussen gekomen was – en Van Biesen (Dorus zoons, 6), alsmede de Schalken’s vormen een belangrijk contingent van het totaal.  Daarbij was er ook sprake van onderlinge familiebanden. Zo was de vader van de Van Biesen’s (Thzn), Dorus van Biesen alsook de Leenhouts-stamvader Willem met een Van Moergestel getrouwd. Bovendien was Dorus van Biesen ook ’n broer van Bart van Biesen de vader van Gert van Biesen (Bzn), die op zijn beurt weer gehuwd was (18-9-1895) met Maria Schalken.

Wim Leenhouts (Wzn. de aannemer) en Harry van Avendonk waren zwagers en aangetrouwde familie van Jan Vingerhoets. Zussen van Gert van Biesen (Bart zoon) waren gehuwd met Adriaan Ribbers, Johan van Boxel en Wim van Deursen. Voorzitter Bart Verbunt was getrouwd met een zuster van Bertus Schalken Pzn, die vervolgens weer een zwager was van de Van Biesen’s (Dorus zoons). Frans Leeggangers was met een Schalken (Dien) getrouwd, Kees van de Pluijm met een zuster van Frans Leeggangers, en Piet Hakkel Sr. met een zuster van Johan van Boxel. Ongetwijfeld zullen er nog wel meer familiebanden bestaan hebben.

phakkelAfbeelding 1.06 Piet Hakkel Sr., was er vanaf de oprichting bij. Hij bleef tot op zeer hoge leeftijd een trouw supporter van de Boys. Foto Dussense Boys.

Daarnaast kenden men elkaar van andere verenigingen. Zo waren een aantal leden van Dussense Boys tevens lid van de biljartclub bij Koos Leemans. Op een foto uit de 30’r jaren komen o.m. voor Bart Verbunt, Bertus Schalken (Pzn), Gert van Biesen (Bzn) en Koos Leenhouts (Wzn).

Met de oorspronkelijk aangenomen clubkleuren heeft het in ’t begin niet zo willen vlotten. Zo draagt op de “eerste” (zwart-wit) elftalfoto iedereen nog een egaal wit tricot, in plaats van een (rood-wit) gestreept shirt. Ook op latere foto’s ziet men veelal nog een mix van witte – en gestreepte shirts, hoewel de gestreepte shirts meestal wel overheersen. Na de oorlog schakelde men noodgedwongen over naar wit shirt met traditionele zwarte broek, om in 1950 vervolgens de oorspronkelijke zwarte broek in te ruilen voor een rode broek.

Hoewel de gelijkenis van de clubkleuren van Dussense Boys (rood-wit) en Be Ready (geel-zwart) met het Wapen van Dussen, geel-zwart wapenschild met rood-wit St Andrieskruis, treffend is, blijkt uit officiële documenten niet dat de beide clubs zich bij de keuze van hun clubkleuren door het wapen van Dussen hebben laten inspireren, maar helemaal uit te sluiten valt het natuurlijk niet.

wvboxelAfbeelding 1.07 Wout van Boxel, een van de eerste trainers. Foto Dussense Boys.

Maar nu ’n voetbalterrein. Doch dit slaagde; in samenwerking met Koos Leemans, eigenaar van de meer genoemde Koppelpaarden, kon men een terrein huren voor honderd gulden per jaar. Dit veld was weliswaar weer gelegen op de Kanaaldijk, doch nu binnendijks en aan de overzijde van ’t weiland alwaar men in aanvang ’n balletje trapte.

In samenwerking met alle leden werd dit weiland wat geëgaliseerd en rondom werd ’n grote greppel gegraven ter afscheiding, die tevens ook dienst deed voor het publiek, als zitplaats. Ook van het uitbaten van de nering rondom zo’n voetbalwedstrijd werd al snel werk gemaakt, waarbij Jantje Lensvelt (de latere voorzitter) uit ’n draagbak van Koos Leemans van de Koppelpaarden trachtte kwatta’s en pinda’s bij het publiek te slijten.

Het clublokaal werd natuurlijk de Koppelpaarden bij Koos Leemans. De eerste voetbalschoenen en truien werden gekocht bij Sporthuis Geerts in Oosterhout. Dit Sporthuis Geerts claimt de eer het eerste sporthuis in Nederland te zijn geweest. Wasgelegenheid was er onder de koude kraan, buiten bij Koos Leemans, en voor de thee en het toezicht werd gezorgd door de familie Van Olst, die op de Kanaaldijk woonden. Van Olst was beter bekend onder de naam Becker, die hij ontleende aan zijn vader, een oud-opzichter van graafwerkzaamheden bij de aanleg van de Bergsche Maas.

dbfoto5aAfbeelding 1.08 “Eerste” elftalfoto uit de beginjaren van de vereniging. Foto Dussense Boys. Let op de speciale opstellingsformatie van de spelers op de foto, welke in die tijd gebruikelijk was. Liggend op de voorgrond de doelman met de twee backs. Daarachter knielend de middenlinie en staand op de achtergrond de voorhoede, geflankeerd door bestuursleden. Staand v.l.n.r.: Piet Hakkel, Kees van de Pluijm, Piet Schalken Pzn, Piet Schalken Bzn, Bertus Schalken Pzn, Adriaan Ribbers, Gert van Biesen Thzn (die in 1945 omkomt bij de Gemeentehuisramp). Knielend v.l.n.r.: Harry van Avendonk, Wim van Deursen, Johan van Boxtel. Zittend v.l.n.r. Janus van Dortmont, Anton van de Pluijm, Gert van Biesen Bzn. Helaas was niet te achterhalen uit welk jaar precies de foto dateert maar hij is in ieder geval van vóór 1931 en daarmee tevens de oudste foto van de vereniging welke ons ter beschikking is gesteld.

Een van de eerste trainers was Wout van Boxel die zich omstreeks 1932 bij de club aanmeldde toen hij als klompenmakersknecht van Janus van Gennip in Dussen was komen werken en inwonen. Wout was een begenadigd voetballer die in z’n oorspronkelijke woonplaats Geertruidenberg op hoog niveau voetbalde bij Good Luck, uitkomend in de 3de Klasse KNVB en spelend op het terrein aan De Kat in Geertruidenberg. Wout kende daarom het klappen van de zweep en bleek bereid zijn kennis over te dragen op z’n medespelers. Befaamd waren de conditietrainingen welke Wout zijn teamgenoten voorschotelde. Rondom het veld werden dan poortjes geplaatst waarvan de dwarslat in de hoogte versteld kon worden.

Daarmee was in feite de basis gelegd voor het echte werk en stond niets meer in de weg voor deelname aan de voetbalcompetitie.